Erendira

Erendira was net veertien jaar geworden. Zij woonde met haar grootmoeder in een vervallen paleis, vol met zonderlinge meubels, kroonluchters en albasten engelen. Toen haar grootvader, een beruchte smokkelaar, stierf, had de grootmoeder haar veertien bediende ontslagen. Erendira moet nu alleen al het werk doen. Op zekere avond is zij zo moe, dat ze vergeet, de kaarsen uit te blazen als ze naar bed gaat. De wind blaast een gordijn in een vlammetje en het huis verandert in een vuurzee. "Ärme lieveling", zucht grootmoeder tegen Erendiera, "je leven zal niet lang genoeg zijn om mij de schade te vergoeden". Zij verkoopt Erendira's maagdelijkheid aan de plaatselijke groenteboer voor 200 pesos en wat voedsel. Daarna begint zij aan een zondelinge trektocht door het hele land. Overal waar zij haar enorme tent opslaat, verhuurt zij Erendira als prostituee en wachten de mannen in rijen op hun beurt. Erendira betaalt gewillig haar schuld af - tot ze verliefd wordt en in opstand komt...